Het zal niemand ontgaan zijn, de collectiviteitskorting is afgelopen jaar verlaagd van 10% naar 5%. Met als voornaamste doel: een einde maken aan de wildgroei van ruim 64.000 collectiviteiten en meer transparantie en begrijpelijkheid van prijzen. Daar kun je het niet mee oneens zijn. Er is echter wel een (flinke) kanttekening, alle collectiviteiten worden hiermee over 1 kam geschoren. Terwijl er wel degelijk collectiviteiten zijn die zich inzetten voor de gezondheid van hun deelnemers, ook wel zorginhoudelijke collectiviteiten genoemd. Een andere actuele ontwikkeling is dat er meer moet worden ingezet op preventie. Er moet een omslag worden gemaakt van ziekte en schade naar gezondheidspotentieel en preventie. Staatssecretaris Blokhuis gaf recent aan dat hij in collectieve preventie een sleutel ziet bij de organiseerbaarheid van zorg.
Tegenstrijdige ontwikkelingen
Vanuit het Verenigd Zorgcollectief volgen we deze ontwikkelingen op de voet en ook met verwondering. Want het zijn tegenstrijdige ontwikkelingen. De meest effectieve manier om preventie van de grond te krijgen is namelijk via een groepsgewijze benadering. 17 miljoen mensen bereik je niet. Het is schieten met hagel. Via een groep, een collectief met gelijke kenmerken en met een flink volume, lukt dit wel. Via de huidige zorgverzekeringswet is daar al een goede infrastructuur voor, want daar zijn collectiviteiten. Denk aan ouderen, sociale minima, monteurs, installateurs en zorgmedewerkers. Hier kan juist gebruik van worden gemaakt voor persoonlijke gedragsverandering en gezondheidswinst, voor preventie.
Behoud de infrastructuur
Zorgverzekeraars kunnen de infrastructuur van deze collectiviteiten ook gebruiken. En collectiviteiten kunnen hun netwerk aanbieden. Maar zowel verzekeraar als collectiviteit moeten het eens zijn over de inzet en kwaliteit van de preventieprogramma’s. Met een hoge efficiency (groot bereik tegen zo min mogelijk transactiekosten) en effectiviteit (zoveel mogelijk effect van de inspanning). Dat moet leiden tot goede preventieprogramma’s. Collectiviteiten bieden hiervoor een uitstekende infrastructuur. Laten we deze infrastructuur niet zomaar teniet doen en vooral behouden, precies zoals Blokhuis beoogt! Er zijn wel twee voorwaarden: de collectiviteiten moeten gericht zijn op preventie en gezondheidswinst. En die collectiviteiten moeten natuurlijk ook ‘gevuld’ zijn; er moeten voldoende deelnemers zijn.
Financiële prikkel
Voor dat laatste punt is een financiële prikkel nodig, zoals de collectiviteitskorting. Wanneer er (andere) middelen zijn om de huidige groepsstructuur vast te houden en in te kunnen zetten voor preventie, is dat natuurlijk ook prima. Dat zou kunnen met een financiële prikkel voor de groepen die nu al inzetten op gezondheidsbevorderende maatregelen, maar wellicht zijn er andere voordelen. Precies daar zit het pijnpunt: de financiële prikkel wordt weggenomen voor alle collectiviteiten met het verlagen van de korting, maar er komt niets voor terug, als voordeel voor zorginhoudelijke collectiviteiten.
Stoppen met roken
Uit onderzoek weten we wel dat een financiële prikkel werkt. Een mooi voorbeeld is een recent onderzoek van de Universiteit Maastricht naar stoppen met roken. Wat bleek? Werknemers hielden het niet-roken beter vol als ze in combinatie met een stoppen-met-rokentraining op het werk een beloning kregen. Van de onderzoeksgroep die cadeaubonnen kreeg, rookte na een jaar ruim 41 procent nog steeds niet. In de controlegroep lag dat percentage op 26 procent. En hoe bereik je deze mensen? Via een collectiviteit. De gemeenschappelijke kenmerken binnen een collectiviteit maken het ook eenvoudiger om uitspraken te kunnen doen over de resultaten van bepaalde interventies binnen deze groep.
Geen reanimatie maar activatie
Kortom, collectiviteiten met voldoende deelnemers en die activiteiten organiseren op het gebied van gezondheidswinst zijn hard nodig om preventie verder van de grond te krijgen. En daarvoor is het nodig om onderscheid te maken. Onderscheid tussen collectiviteiten die zich sterk maken voor gezondheidswinst van de deelnemers en collectiviteiten die alleen financieel gedreven zijn. Inhoudelijke collectiviteiten moeten blijven en juist worden geactiveerd. En niet zoals nu worden gesaneerd, om ze vervolgens weer te moeten reanimeren. Omdat blijkt dat deze collectiviteiten van belang zijn om écht in te zetten op preventie en Nederland gezonder te maken.
Geef een reactie